
Hij is een van de meest ervaren speleologen en kent de Riesending-grot in Beieren als geen ander. Johann Westhauser was al tientallen keren in de gigantische grot in Zuid-Duitsland waar hij nu op 1.000 meter diepte zijn donkerste dagen beleeft. Wie is de man voor wiens leven 200 reddingswerkers nu vechten?
De 52-jarige Westhauser uit Stuttgart is goed opgeleid en heeft een schat aan ervaring. Grotten zijn zijn grote passie en daar heeft hij zijn werk van kunnen maken. Hij werkt als natuurkundige aan het Institut für Technologie in Karlsruhe. Nadat hij in 2002 het grottenstelsel had ontdekt met een team van speleologen, maakte hij er zijn missie van om de diepste grot van Duitsland (1.100 meter) te onderzoeken.
Ulrich Meyer, een van de metgezellen waarmee hij zaterdag de afdaling maakte, had in 1995 de ingang van de grot ontdekt. Hij wilde met Meyer en een andere kameraad enkele dagen ondergronds blijven om het grottenstelsel verder in kaart te brengen. Westhauser wilde onder meer uitzoeken of er een verbinding bestaat met gangenstelsels aan de andere kant van de Duits-Oostenrijkse grens.
Perfect materiaal
Het drietal was goed uitgerust. Helm, lampen, proviand, neopreenpakken, stijgijzers, verankermateriaal, klimtouw. In de diepte waren al eerder bivakplaatsen met extra proviand en klimmateriaal aangelegd. Volgens zijn goede vriend en collega Matthias Leyk, waarmee hij al 25 jaar samen grotten mee verkent, zorgt Westhauser altijd voor perfect materiaal. ‘Iedere keer dat hij ondergronds gaat, bereidt hij zich zeer zorgvuldig voor.’
Volgens Leyk is Westhouder lichamelijk topfit en mentaal veerkrachtig. ‘Hij is zeer bedachtzaam en altijd de rust zelve’, zei hij tegen de Duitse krant Bild. Leyk denkt dat Westhauser als kind besmet raakte met het grottenvirus. Hij raakte geïnspireerd door de grotten, en hield dit zijn hele leven vast. Volgens Leyk kunnen zijn kameraden ‘voor honderd procent’ op Westhauser bouwen tijdens grotverkenningen.
Toch heeft de goede voorbereiding niet kunnen verhoeden dat de mannen op ruim duizend meter diepte werden geraakt door vallend gesteente. Westhauser liep ernstige verwondingen op aan zijn romp en hoofd, ondanks de helm die hij droeg. Terwijl Meyer binnen tien uur naar boven klom om hulp te halen, een klim waar ze in een normaal tempo twaalf uur over zouden doen, bleef zijn andere kameraad bij hem. Inmiddels is er ook een arts bij hem geweest.
Westhauser is aanspreekbaar en kan korte tijd op eigen benen staan, maar volgens hulpverleners gaat het niet goed met hem. Deskundigen van de Bergwacht Bayern zeggen dat de redding van Westhauser ‘drie tot vijf dagen’ kan duren. Het vereist een ingewikkelde logistiek om het slachtoffer door het op vele plaatsen uiterst nauwe gangen- en schachtenstelsel weer naar boven te brengen.
Goed beoordelen
Westhauser was ongeveer twintig jaar lang een van de grotreddingswerkers in Baden-Württemberg. ‘Hij kent risicosituaties niet alleen uit de theorie’, zegt Leyk. Deze kennis kan hem nu van pas komen, denkt Leyk. ‘Hij kan goed beoordelen wat er nodig is om hem te redden en zal bijvoorbeeld niet in paniek raken als er veel tijd overheen gaat voor er reddingswerkers bij hem zijn.’
Je moet over stalen zenuwen beschikken om dit beroep uit te oefenen, zegt Leyk. Dit werk kent vele ontberingen. In de grot is het aardedonker, koud en vochtig. Het kan er enorm tochten. Speleologen nemen grote risico’s door zich op onbekend terrein en in zeer nauwe gangen te begeven. Volgens Leyk doen ze daarom vaak bepaalde vingeroefeningen, waarbij de vingertoppen op elkaar worden geplaatst. Die helpen om een rustige ademhaling te krijgen en de bloedcirculatie te stabiliseren.
Desondanks is het gevaar van onderkoeling aanwezig. Leyk heeft dit zelf meegemaakt. Twintig jaar geleden brak hij een been in een grot en wachtte hij twee dagen op redding. Hij voelde zich langzaam steeds kouder worden. ‘Dan, plotseling, doet de kou echt pijn, als messen. Kort daarna zakte de pijn en werd hij slaperig – op dat moment was zijn lichaamstemperatuur onder de 35 graden gedaald. Toen Leyk werd gered, was hij lichamelijk bijna bezweken.
Dit was echter kinderspel in vergelijking met de situatie nu; destijds was die grot groot en veel beter bereikbaar. Ondanks zijn ongeluk heeft hij hij nooit gedacht aan stoppen met grotonderzoek. Voor velen is het gewoon donker, modderig en koud daar beneden. ‘Het is een heel andere wereld: er is geen lawaai, geen stof en het heeft zijn eigen wetten.’